De grootste verschillen tussen de twee wetten zijn:
Het begrip ‘werknemer’ is veranderd. In de vorige wet vielen ZZP’ers, stagiairs en vrijwilligers ook onder het begrip ‘werknemer’.
De WBK voegt hierbij een ondergeschiktheids- en vergoedingseis toe. Dit houd in dat ZZP’ers niet langer onder het begrip ‘werknemer’ zal vallen en stagiairs en vrijwilligers alleen meetellen wanneer zij vergoeding krijgen.
De verplichte interne melding word afgeschaft. Dit betekent dat een melding niet eerst intern gedaan hoeft te worden, voordat een persoon dit extern mag melden bij bijvoorbeeld Het Huis voor Klokkenluiders of een andere bevoegde autoriteit. De bescherming voor de persoon die een melding extern doet, zal blijven.
Onder de oude wet viel alleen de rechtspositie van de melder, zoals een ontslag, degradatie, onthouden van promotie, schorsing, of herplaatsing onder benadeling.
De WBK zal elke vorm van benadeling verbieden, daaronder valt dan ook het plaatsen op de zwarte lijst, het weigeren van referentie, pesten, intimideren, uitsluiting, en dreigingen.
Het benadelingsverbod is met de nieuwe wet ook gaan gelden voor interne onderzoekers. Daarnaast breidt de WKB het benadelingsverbod uit naar personen die een melder bijstaan. Dit waren alleen natuurlijke personen, maar is uitgebreid tot rechtspersonen, familieleden en collega’s.
De bewijslast is met de WBK bij de werkgever komen te liggen. Deze moet bewijzen dat de benadeling geen verband heeft met de melding.
In de oude wet werd alleen een melding van een vermoeden van een misstand beschermd. Onder de WBK wordt ‘misstand’ uitgebreid, waardoor ook werkgerelateerde (dreigende) schendingen van het Unierecht en werkgerelateerde (dreigende) schendingen van interne regels met een wettelijke basis, waarbij het maatschappelijk belang in het geding is, tot de definitie behoren.
De oude wet beschermde alleen de daadwerkelijke schending van een wettelijk voorschrift. Dit is uitgebreid naar de dreigende schending van een wettelijk voorschrift, waarbij het maatschappelijk belang in het geding was. De wijziging maakt duidelijk dat een maatschappelijk belang in het geding is wanneer “de handeling of nalatigheid niet enkel persoonlijke belangen raakt en er sprake is van oftewel een patroon of structureel karakter, dan wel de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is”.
Er mag geen zwijgbeding meer worden opgenomen met een werknemer binnen het bedrijf.
De termijnen, de meldwijze en de registratieplicht is ook veranderd. Een melder moet binnen zeven dagen een ontvangstbevestiging ontvangen en krijgt binnen een redelijke termijn (maximaal drie maanden) informatie van de werkgever over de beoordeling. Dit is vastgelegd in de regeling. De melding kan schriftelijk of mondeling worden gedaan; ook dit, evenals de onafhankelijke functionaris bij wie dit kan gebeuren, moet in de regeling staan. Werkgevers moeten meldingen van vermoedens van misstanden registreren in het daarvoor bestemde register.
Onder de oude wet had alleen de ondernemingsraad instemmingsrecht bij wijzigingen, vaststelling of intrekking van een interne meldregeling.
De WBK breidt dit uit naar de personeelsvertegenwoordiging. Bestaat geen ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, dan ligt het instemmingsrecht bij de werknemers. Een interne meldregeling wordt vastgesteld als meer dan de helft van de werknemers instemt, tenzij de cao anders bepaalt.
De taken van het Huis voor Klokkenluiders zijn uitgebreid met sanctiebevoegdheden, kennis- en preventietaken en de mogelijkheid tot anoniem onderzoek. Het Huis kan bestuursrechtelijke sancties opleggen (zoals boetes of dwangsommen) bij benadeling van een melder, het niet opvolgen van aanbevelingen of het ontbreken van een interne meldregeling. Ook is het mogelijk om een anoniem onderzoek te verzoeken bij een vermoeden van een misstand, al geldt dit niet voor een bejegeningonderzoek.
Volgens artikel 17f van de WBK worden melders, en degene die hen bijstaan (zoals vertrouwenspersonen), en derden die betrokken gevrijwaard in rechtelijke procedures. Dit gaan dan om procedures als schending van geheimhoudingsplicht, auteursrechten of vertrouwelijkheid, laster, openbaarmaking van bedrijfsgeheimen, en bescherming van persoonsgegevens.
Zolang er is voldaan aan de wettelijke voorwaarden, kunnen zij niet aansprakelijk zijn voor zulke schendingen. Bijvoorbeeld de voorwaarden dat een melder een melding had gedaan omdat het openbaar maken nodig was een misstand te laten zien. Er moet dus redelijke grond zijn om een inbreuk rechtvaardig te maken.